Keer terug naar je antwoorden op de vragen bij de oefening Begin van de filosofie en de bijbehorende passages uit de grotgelijkenis.
- Hoewel hij aanvankelijk zo gauw mogelijk terug wil keren in de grot, gaat de zonderling met tegenzin niettemin de moeilijke weg naar boven. Hoe weet de zonderling zich op zijn tocht te oriënteren en kan hij weten op weg te zijn?
- Op welke wijze is het spreekwoord Per aspera ad astra van toepassing op Plato’s oplossen van het probleem van de filosofie (à savoir het herenigen van de verbroken eenheid van zijn en denken)?
- Bedenk waarom de zonderling tenslotte alsnog terug moet keren naar de grot.
- Bedenk ook dat de zonderling wellicht wel nooit is weggeweest uit de grot, maar hoogstens een bevrijde gevangene bleef. Hoe de-weg-terug dan te begrijpen? Betrek in je bedenkingen vooral ook je bevindingen bij vraag 5 van de oefening Begin van filosofie.
- Moet de privatieve ‘a’ in a-poros perse negatief opgevat worden als negatie die moet worden opgeheven? Of kan deze negatie ook op een andere wijze wijzen?