De verschillende filosofen hebben het juk tussen zijn en denken verschillend genoemd: ίδέα (Plato), monade (Leibniz), Bedingung der Möglichkeit (Kant), Existenzbedingung (Nietzsche), Tiefengrammatik (Wittgenstein), Offene (Heidegger) en Vorurteile (Gadamer).
Vertaal de namen en bekijk eens welke aanwijzingen ze je kunnen geven voor de wijze waarop jij en je omgeving tot elkaar komen. Noteer je bevindingen, zodat je erop terug kan komen.