Tom Poes, verzin een list! Bedenk een uitweg uit de paradox van Menon, anders komt het filosoferen niet van de grond!
Lees onderstaande passage uit Plato’s dialoog Menon en omschrijf een toestand waarin de mens wel in staat is om op zoek te gaan. Wat is daarvoor nodig, zoeken? Maak in je omschrijving gebruik van de aanwijzingen die het tekstfragment op indirecte wijze geeft.
Menon: | En op welke manier, Sokrates, ben je van plan datgene te gaan zoeken waarvan je niet weet wat het in zijn geheel is? Immers wat voor soort ding stel je je voor ogen bij je zoektocht, wanneer het gaat om dingen die je niet kent? Of zelfs als je het, in het beste geval, tegen zou komen, hoe zul je dan weten dat het datgene is waarvan je geen weet hebt? |
Sokrates: | Ik begrijp wat je wilt zeggen, Menon. Zie je wat een twistappel [ton eristikon logon] je aandraagt? Namelijk dat het voor een mens niet mogelijk is op zoek te gaan naar dat wat hij kent nóch naar wat hij niet kent. Want hij zal niet gaan zoeken naar iets wat hij weet: hij wéét dat immers en in zo’n geval is zoeken nergens voor nodig. En hij gaat evenmin iets zoeken waarvan hij geen weet heeft: hij weet dan niet eens wat hij moet zoeken. |