In de Ethica Nicomachea onderscheidt Aristoteles twee soorten handelingen
- ποιεῖν (maken), waarbij het doel van de handeling buiten de handeling ligt; de handeling is instrumenteel, een middel om een doel te bereiken;
- πράττειν (handelen), waarbij het doel van de handeling in de handeling zelf ligt; πράττειν is intrinsiek handelen.
Om erachter te komen of een handeling instrumenteel (goed voor iets anders) of intrinsiek (goed omwille van zichzelf) is kun je de volgende stappen volgen:
- Zoek een alledaagse handeling; bijvoorbeeld: Ik fiets naar school.
- Stel jezelf de vraag: Waar is dat goed voor, naar school fietsen?
- Antwoord: Ik fiets naar school om te x [vul zelf in].
- Stel jezelf weer de vraag: Waar is dat goed voor, x?
- Antwoord: Ik x, om te y.
- Stel jezelf weer de vraag: Waar is dat goed voor, y?
- Antwoord: Ik y, om te z. [Ga vanaf hier zelf verder. Zodra je niet langer een ander antwoord kan geven dan het bevraagde zelf, ben je bij een intrinsieke zaak of handeling aanbeland]
Ga aan de hand van bovenstaand stappenplan bij een aantal andere alledaagse handelingen na of ze instrumenteel of intrinsiek zijn.
Stel tot slot vast of leren filosoferen instrumenteel of intrinsiek is: ‘Ik leer filosoferen: Waar is dat goed voor?’ Welke reden motiveert je uiteindelijk?[t]