In het dagelijkse taalgebruik worden kennen en weten nogal eens door elkaar gebruikt, maar in de kennisleer worden kennen en weten van oudsher scherp onderscheiden. Daarbij beperkt de kennisleer zich tot weten. Binnen het begrip ‘weten’ kan weer onderscheiden worden tussen weten dat, weten hoe, weten waarom en weten wat. Ga de onderstaande gang van vragen en maak kennis met deze vormen van weten.
Vraag 1: Als je het dagelijkse taalgebruik van kennen en weten nauwkeuriger beschouwt, vallen er al snel wat verschillen op. Zo kun je wel zeggen: ‘Ik ken mijn moeder’, maar niet zeggen: ‘Ik weet mijn moeder.’ Wat weet je wel te zeggen aangaande zoiets als je moeder met de werkwoorden ‘weten’ en ‘weten te’? Formuleer voorbeelden in volzinnen.
De Britse filosoof Bertrand Russell verwoordt het onderscheid tussen kennen en weten als volgt:
1. Knowledge by acquaintance: kennis van dingen of personen op basis van een directe bekendheid of vertrouwdheid met deze dingen of personen;
2. Knowledge by description: kennis van feiten omtrent deze personen of dingen, al dan niet op basis van directe bekendheid of vertrouwdheid.[n]
Vraag 2: Categoriseer de volgende voorbeelden in knowledge by acquaintance en knowledge by description (feitenkennis):
a. De Mont Blanc is 5.642m hoog.
b. Mijn beklimming van de Mont Blanc.
c. Mijn klimmaat.
d. Mijn reisverslag van de beklimming van de Mont Blanc.
e. Het reisverslag van mijn klimmaat van onze beklimming van de Mont Blanc.
f. Mijn herinneringen aan het beklimmen van de Mont Blanc.
g. Mijn waarneming van dit computerscherm.
h. Het computerscherm als fysiek object.
i. Men besef van mijn waarneming van dit computerscherm (ook wel introspectie genoemd).
j. Het toetsenbord is zwart.
k. Zwartheid.
l. Ik denk, dus ik ben.
m. Hij denkt dat hij is.
n. Echte wetenschappelijkheid.
Vraag 3: Welke kennis is volgens jou op het eerste gezicht echte(re) kennis: feitenkennis of kennis van dingen (zaken en personen)? Licht je antwoord toe.
Vraag 4: In beide vormen van kennen kun je fouten begaan. Hoe komen die fouten mogelijkerwijs tot stand en hoe verschillen ze van elkaar? Leg uit met concrete voorbeelden, het liefst uit de eigen ervaring.
Een wetenschapper beperkt zich doorgaans tot Russells tweede vorm van kennis, feitenkennis: weten dat iets het geval is. Waarom is dit het geval? Het heeft te maken met hét kenmerk van feitenkennis is: ze is overdraagbaar en daarmee overstijgt ze het individu; feitenkennis is per definitie algemeen toegankelijke kennis. Kennis door vertrouwdheid is niet overdraagbaar, maar kan wel moeiteloos worden omgezet in feitenkennis.
Vraag 5: Vergelijk de zinnen b en c uit vraag 2. Omschrijf zo precies mogelijk wat er nu wel en niet niet overdraagbaar is aan mijn beklimming van de Mont Blanc.
Vraag 6: De wetenschapper beperkt zich tot feitenkennis. Tegelijk is Russell is ervan overtuigd dat ‘all knowlegde rests upon acquaintance as its foundation.’
Vraag 7: Keer op keer blijkt maar weer: mensen zijn sterk geneigd eerder te vertrouwen op anekdotisch bewijs (kennis uit eigen ervaring of kennis die bekenden hen verschaffen) dan op wetenschappelijke feitenkennis.
a. Welke kennis is doorgaans onbetrouwbaarder, denk je?
b. Terug naar Lucy op de savanne! Op wat voor soort kennis baseert zij haar beslissingen?
c. Vanwaar die natuurlijke neiging van de mens om anekdotisch bewijs te vertrouwen?
Vraag 8: Breng het onderscheid leren over filosofie en leren filosoferen onder in de categorieën knowledge by acquaintance en knowledge by description. Wat valt je op?
Een andere vorm van weten is weten te… Iemand die zijn veters weet te strikken heeft een vaardigheid in de vingers. Dit wordt procedurele kennis genoemd.
Vraag 9: Is procedurele kennis eerder een vorm van knowledge by acquaintance of knowledge by description? Licht je antwoord toe.
In §150 van zijn Philosophische Untersuchungen merkt Wittgenstein het volgende op:
Die Grammatik des Wortes »wissen« ist offenbar eng verwandt der Grammatik der Worte »können«, »imstande sein«. Aber auch eng verwandt der des Wortes »verstehen«. (Eine Technik ›beherrschen‹.)[n]
Vraag 10: Wat denk jij op basis van dit tekstfragment: is het verschil tussen weten dat en weten te een relevant verschil, een verschil dat verschil maakt?
Tenslotte is er nog weten waarom iets het geval is. Wetenschappers willen niet alleen maar feiten beschrijven, ze willen doorgaans verklaren waarom de zaken staan zoals ze staan.
Vraag 11: (Her)lees het tekstfragment uit Aristoteles’ Metafysica bij de oefening Wijs op welke wijze? en geef op basis van de passage aan hoe Aristoteles de verschillende vormen van weten dat/hoe/waarom rangschikt.