Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Bekend is Sokrates’ levensmotto ‘Ik weet dat ik niets weet’. In de passage hieronder blijkt wellicht toch enige valse bescheidenheid hieromtrent. 

Ook ik spreek zonder kennis en slechts op grond van een vermoeden. Maar dat juiste mening (ὀρθή δόξα) iets anders is dan kennis (ἐπιστήμη), is geen vermoeden maar een zekerheid. Als ik érgens van kan zeggen dat ik het weet, wat ik maar zelden kan, dan beschouw ik dit als een van de dingen die ik weet.[n] 

Vragen bij het tekstfragment

  1. Wat weet Sokrates nu precies en hoe weet hij dat? Lees het nauwkeurig na in de passage en noteer het.
  2. Wat voor een uitspraak is Sokrates’ uitspraak dat kennis iets anders is dan juiste mening?
  3. Geef een voorbeeld van een juiste mening waaruit blijkt dat het geen kennis is.
  4. Waarmee zou juiste mening nog moeten worden aangevuld opdat het echte kennis worde?



    Om de betekenisverschillen tussen weten en menen/denken/geloven op het spoor te komen is het inzichtelijk een zogenaamde semantische analyse uit te voeren. Je kijkt dan naar de manier waarop beide termen wel en niet kunnen worden gebruikt. 

    We gaan uit van de volgende twee uitspraken:

    - Ik weet dat Bamako de hoofdstad van Mali is.
    - Ik geloof/denk/meen dat Bamako de hoofdstad van Mali is. 
    1. Hieronder vind je een aantal variaties op de eerste uitspraak. Lees de zin en vul daarna voor ‘weten’ telkens ‘geloven/denken/menen’ in. Wat leren de varianten je over het betekenisonderscheid tussen weten en geloven/denken/menen? Noteer je bevindingen:
      1. Ik weet dat Bamako de hoofdstad van Mali is, maar ik kan me vergissen.
      2. Ik weet dat Bamako de hoofdstad van Mali is, maar het blijkt niet waar te zijn.
      3. Ik wist dat Bamako de hoofdstad van Mali is, maar het blijkt niet waar te zijn.
      4. Ik weet een beetje dat Bamako de hoofdstad van Mali is.
      5. Ik weet dat Bamako de hoofdstad van Mali is, maar ik weet niet wat Bamako is.
    2. Iemand zegt: ‘Ik weet dat Ouagadougou de hoofdstad van Mali is.’ Volgens Sokrates bevindt deze persoon zich in de ergste toestand die hij zich kan indenken. Welke toestand is dat?

    Het werkwoord ‘geloven’ kan ‘vermoeden’ betekenen, maar ook in religieuze zin worden gebruikt.

    Vraag 1: Wat is de betekenis van ‘geloven’ zoals het wordt gebezigd in de Apostolische Geloofsbelijdenis hieronder? Omschrijf in eigen woorden.

    Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde.
    En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer,
    die ontvangen is van de Heilige Geest,
    geboren uit de maagd Maria;
    die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
    gekruisigd is, gestorven en begraven,
    nedergedaald ter helle,
    ten derde dage verrezen uit de doden;
    opgevaren ten hemel,
    zittend aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,
    vanwaar Hij zal komen oordelen de levenden en de doden.
    Ik geloof in de Heilige Geest.
    Ik geloof in de heilige, katholieke kerk, de gemeenschap van de heiligen,
    de vergeving van de zonden,
    de opstanding van het lichaam,
    en het eeuwige leven. Amen.

    Vraag 2: In de Bijbel wordt het geloof als volgt omschreven in Hebreeën 11.1

    Het geloof nu is de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.

    Vergelijk deze Bijbelse uitspraak met Sokrates’ uitspraak uit de Menon aan het begin van deze subafdeling. Overweeg vervolgens of in Hebreeën 11.1 volgens Sokrates sprake is van echte kennis. 

    Vraag 3: Lees in Johannes 20:24-29 het verhaal over Jezus’ discipel Thomas. Waarom staat Thomas bekend als ‘de ongelovige Thomas’? 

    Vraag 4: In Hebreeën 11:1 is sprake van ‘men’. In de Bijbel is echter op diverse plaatsen sprake van kennis die door God aan bepaalde individuen wordt geopenbaard; of eerder door bepaalde individuen heen door God wordt geopenbaard, de zogenaamde pro-feten (letterlijk: voorzeggers). Bijvoorbeeld Mozes, die op de berg Sinaï hoogstpersoonlijk door God de stenen tafelen met de tien geboden krijgt aangereikt die gelden voor alle beneden op hem wachtende Israëlieten. 

    Waarom vindt een wetenschapper persoonlijke openbaring van een religieus leider doorgaans geen echte kennis?

    Vraag 5: Wat geloof jij: is geloofskennis non-wetenschap, pseudowetenschap, echte wetenschap of andersoortige kennis? Onderbouw je antwoord met behulp van je antwoorden op de vragen 1 t/m 4.

    Vraag 6: (Hoe) kunnen wetenschap en geloof samengaan? Onderbouw je antwoord met behulp van de je antwoorden op de vragen 1 t/m 5.