Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Voordat je deze vraag echt kunt stellen zul je hem eerst wat nader moeten ontdekken. We stuiten dan op een aantal vragen die eerst zullen moeten worden afgehandeld – zogenaamde prealabele vragen. De afhandeling van deze prealabele vragen zal moeten gebeuren in de diverse onderafdelingen van deze denkweg.

Het eerste wat je kan opvallen aan Wat is echte wetenschap? is dat in de vraag een onderscheid is voorondersteld. Als je vraagt naar echte wetenschap, dan is er blijkbaar ook onechte, of pseudowetenschap. En blijkbaar is dit onderscheid tussen echt en pseudo een relevant onderscheid, een verschil dat verschil maakt – vanwaar anders deze vraag stellen? Hier ligt de eerste prealabele vraag:

1. Vanwaar onderscheid maken tussen echte en pseudowetenschap?

Een eerste antwoord laat zich al vermoeden: blijkbaar is er pseudowetenschap die zich als echte wetenschap uitgeeft. En blijkbaar is dat een probleem – anders zou de vraag niet zijn opgekomen. Maar voor wie is dit nu een probleem? Wie stelt die vraag, wie noemt wie nu pseudo? De pseudowetenschapper wordt natuurlijk zo genoemd door de echte wetenschapper (zich daarmee tegelijkertijd als echt presenterend). Een wetenschapper die zichzelf serieus uitgeeft als pseudowetenschapper is immers niet serieus te nemen. En blijkbaar heeft de zelfbenoemde echte wetenschapper een criterium voor het (onder)scheiden van echt en nep. En daarmee dient zich de volgende prealabele vraag aan:

2. Welk criterium hanteert de echte wetenschapper om echt en pseudo te onderscheiden?

En is dat criterium tijdloos, universeel geldig, of gelden er verschillende criteria? En dan verschillende criteria door de tijden heen, of ook gelijktijdig per plaats verschillend?

Maar voordat we ons überhaupt met het vraagstuk van criteria en de mogelijke relevantie ervan kunnen inlaten, moeten we misschien eerst weten wat wetenschap is en – nader toegespitst – wat het weten of de kennis van de wetenschapper uitmaakt ten overstaan van eventuele andere vormen van weten en kennen en ons afvragen:  

3. (Hoe) is wetenschap begrensd?

Verdere vragen die hier rijzen: zijn er ook legitieme andere vormen van kennis te verkrijgen buiten de wetenschap om, of is alle non-science meteen ook pseudowetenschap? En is er maar één ware manier om wetenschap te bedrijven, of zijn er meerdere methodes? 

Tenslotte moeten we blijven bedenken dat we hier zijn om te leren filosoferen en zal een laatste vraag niet kunnen blijven liggen: 

4. Wat heeft een would be-filosoof vandaag de dag überhaupt van doen met de vraag naar echte wetenschap (en al de genoemde prealabele vragen)? 

Deze laatste vraag vormt overigens het uitgangspunt voor de eindoefening van deze afdeling.


Oriënterende vragen bij de uitgangsvraag

  1. Selecteer een aantal (zo verschillend mogelijke) vakken dat je volgt (of gevolgd hebt) en overweeg welk ervan echte kennis oplevert volgens jou. Licht in je overweging toe wat je onder ‘echt’ verstaat. Twee (afzonderlijke) tips bij het uitwerken:
    1. Ga voor nadere oriëntatie (terug) naar de oefening Wat leer je bij welke vakken? 
    2. Bekijk bij ieder van je geselecteerde vakken op welk van de volgende kennisbronnen de opgedane kennis voornamelijk berust: logisch redeneren, autoriteit, waarneembaar bewijs, intuïtie.
  2. Bedenk
    1. …het verschil tussen slechte wetenschap en pseudowetenschap;
    2. …het verschil tussen niet-wetenschap en pseudowetenschap;
    3. …dat alle niet-wetenschap niet perse pseudowetenschap is;
    4. …dat ‘pseudowetenschap’ een waardebeladen term is.
  3. Is de Leitfrage van deze afdeling een normatieve of descriptieve vraag?



Laten we om te beginnen teruggaan in de tijd, en wel 3,2 miljoen jaar geleden, naar wat nu Ethiopië is, en dat toen bestond uit een uitgestrekt savannelandschap vol hoog gras met hier en daar een boom. 

Op deze vlakte loopt Lucy, een hominide, een mensachtige aap die zich onderscheidde van andere apensoorten doordat hij voornamelijk op zijn achterpoten is gaan lopen. Lucy is overigens een vrouwelijk exemplaar en dus een van onze vroegste voorouders, zeg maar de bet bet bet overgrootmoeder van ons soort mensen.

We weten dat Lucy daar liep, omdat twee paleontologen, Donald Johanson en Tom Gray, op 24 november 1974 in Hadar Ethiopë, stukken van haar skelet hebben gevonden. En zij noemden haar ook Lucy, naar een nummer van The Beatles – Lucy in the sky with diamonds – dat ze de avond ervoor hadden zitten luisteren.  

Ze moet er ongeveer zo uitgezien hebben, onze overgrootoma… 

Goed, Lucy liep dus over de savanne, 3.2 miljoen jaar geleden en opeens hoort ze geruis, geruis in het struikgewas. En Lucy denkt bij zichzelf: wat ruist er door het struikgewas?

En dit is natuurlijk een belangrijke vraag voor Lucy, want de savanne is in potentie een gevaarlijke plek. Daar lopen namelijk ook roofdieren rond. Dus, dat geruis door het struikgewas: wat kan dat zijn? 

Is het de wind? Dan is er natuurlijk niets aan de hand en kan Lucy rustig doorwandelen.

Of is het een leeuw? Maar dan is Lucy in levensgevaar en moet ze rennen voor haar leven!

Maar ja, het is onduidelijk wat het geruis is, Lucy weet niet wat het is. Wat moet ze nu doen? Laten we haar opties eens bekijken:

  1. Ze kan het geritsel opvatten als roofdier;
  2. Ze kan het geritstel opvatten als de wind.

Aangezien Lucy niet weet of het de wind of een roofdier is, moet ze gaan calculeren wat de beste optie is voor haar: 1 of 2? En ook voor ons rijst nu de vraag: wat is toentertijd de beste optie geweest voor Lucy om te kiezen? Hieronder een aantal nadere overwegingen en vragen om je in dit vraagstuk op weg te helpen.


Vragen

  1. Is het de wind, is het een roofdier? Maak zelf een inschatting en druk hem uit in een procentuele kans.
  2. Het is duidelijk dat Lucy twee fouten kan maken, twee identificatiefouten. Welke?
  3. (Hoe) kunnen we te weten komen wat Lucy zelf toentertijd daadwerkelijk heeft gekozen? Ga op onderzoek uit en noteer je bevindingen!
  4. Bedenk dat er in het algemeen daadwerkelijk een beste optie is geweest in dergelijke struikgewas-situaties en dat die optie ook daadwerkelijk gekozen is door een kritische hoeveelheid hominiden, omdat wij daar het levende bewijs van zijn! 
  5. Bedenk wat in ‘Lucy’s beste optie’ onder ‘beste’ verstaan moet worden. Langs welke maatstaf wordt hier gemeten?
  6. Onderzoek eens wat een ‘Hyperactive Agent Detection Device’ is en beantwoord de volgende vragen:
    1. Leg HADD in eigen woorden uit. Zorg dat alle woorden van dit initiaalwoord aan bod komen. 
    2. Wie heeft het begrip HADD gemunt? En wat voor een persoon is hij?
    3. Lucy is niet zozeer goed in het detecteren van gevaar, maar vooral in het detecteren van […] gevaar (vul het juiste woord in: mogelijk, schijn-, levens-).
  7. Hoe zou echte wetenschap van vandaag Lucy hebben kunnen helpen?
  8. Is de mens van vandaag nog wel zo voordelig uit met het HADD dat we van Lucy hebben geërfd?