Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Unsere Zivilisation ist durch das Wort >Fortschritt< charakterisiert. Der Fortschritt ist ihre Form, nicht eine ihrer Eigenschaften, daß sie fortschreitet. Sie ist typisch aufbauend. Ihre Tätigkeit ist es, ein immer komplizierteres Gebilde zu konstruieren. Und auch die Klarheit dient doch nur wieder diesem Zweck und ist nicht Selbstzweck. Mir dagegen ist die Klarheit, die Durchsichtigkeit, Selbstzweck.[n] 

Vanwaar het vraagteken achter het thema van deze denkweg? Gaan we ons afvragen of er sprake is van vooruitgang? – of van achteruitgang? Maar als we dat zouden willen doen moeten we al heel wat zaken hebben aangenomen die in het woord ‘vooruitgang’ verborgen zitten. Het vraagteken geldt in de eerste plaats voor het woord zelf. Laten we eens kijken wat er al in ‘vooruitgang’ voorondersteld ligt en welke vragen dit woord oproept die de richting van deze denkweg kunnen banen. 

‘Vooruitgang’ is een samenstelling van de woorden ‘vooruit’ en ‘gang’. Het woord ‘gang’ heeft hier de betekenis als in ‘gang van zaken’: van de ene naar de andere gebeurtenis gaand; er is sprake van een opeenvolging, waarin de ene gebeurtenis de andere opvolgt. 

Het woord ‘vooruit’ geeft allereerst een aanwijzing naar de manier waarop de zaken hun gang gaan: ze gaan in een bepaalde richting, namelijk van eerder naar later; er is sprake van een opeenvolging in de tijd. Het vooruit van de tijd gaat daarbij maar één richting op, terug van later naar eerder kan niet; de opeenvolging van de gebeurtenissen is onomkeerbaar – wat we doorgaans geschiedenis noemen. De gang in ‘vooruitgang’ is dan vor allem een voortgang van A naar B. 

Naast deze neutrale betekenis van ‘vooruit’ heeft ‘vooruit’ ontegenzeglijk een kwalitatieve connotatie. ‘Het gaat vooruit’ betekent doorgaans: ‘Het gaat beter.’ Het verschil tussen de ene en de andere toestand, tussen de eerdere en latere toestand is dan een kwalitatief verschil. Er is niet alleen een voortgang in de tijd, maar er vindt ten opzichte van eerdere gebeurtenissen een verbetering plaats, er is sprake van een ontwikkeling. ‘Vooruitgang’ betekent dan dus: vooruit in de tijd (later) en een verbetering ten opzichte van voorheen. De voortgaande geschiedenis wordt een vooruitgangsgeschiedenis.

Hoe kun je constateren dat er een verbetering heeft plaatsgevonden? Door het latere met het eerdere te vergelijken. Wat heb voor zo’n vergelijking nodig? 

In de eerste plaats een overzicht tussen eerder en later; waarbij het eerdere in het latere behouden moet zijn gebleven; je moet weten waar je vandaan bent gekomen en dat er een verandering heeft plaatsgevonden (als alles bij hetzelfde is gebleven valt er immers niets te vergelijken). Dit vermogen van de mens om zicht te hebben op behoud en vernieuwing tussen toestand A en B noemen wij doorgaans historisch besef.

In de tweede plaats heeft het kunnen constateren van verbetering ten opzichte van eerder een maatstaf of criterium nodig. ‘Beter’ is een vergrotende trap van ‘goed’: je zult dus een criterium van het goede moeten hebben, waaraan je de mate van vooruitgang kunt aflezen. Maar als het vooruit kan gaan, dan kan langs dezelfde maatstaf ook worden vastgesteld dat het achteruit gaat. ‘Achteruit’ en ‘vooruit’ bewegen zich dus onlosmakelijk in dezelfde semantiek. 

Er rijst nu een aantal vragen die leidend zullen zijn voor de verder indeling van deze denkgang.

Is van iedere voortgang ook vast te stellen of er sprake is van vooruit- dan wel achteruitgang? Welke gangen van zaken in de werkelijkheid lenen zich wel voor een dergelijke kwalitatieve beoordeling en welke niet? 

En wat zou het goede kunnen zijn dat als maatstaf kan dienen waaraan vooruit- of achteruitgang is af te lezen? Wat kan gelden als criterium van de vooruitgangsgeschiedenis? 

Een laatste cluster van vragen komt op als we de verhouding tussen het criterium (de meetlat) en de gang van zaken (het gemetene) overwegen. Zoals gezegd vooronderstelt het middels een maatstaf kunnen vaststellen van vooruit- dan wel achteruitgang een overzicht op eerder en later. Dat impliceert dat de maatstaf zich boven het gebeuren verheft dat zij de maat neemt en dat ze dus boventijdelijk van aard is. 

Maar, staan maatstaven wel buiten de tijd, of kennen ze zelf ook een geschiedenis? En is die ontwikkeling dan ook weer kwalitatief van aard? En zo ja, langs wat voor een maatstaf wordt die kwaliteit dan weer afgemeten? 

Of zijn dergelijke maatstaven nooit absoluut, op zichzelf staand, maar radicaal veranderlijk? – wat dan meteen de vraag oproept of er überhaupt nog wel vooruitgang kan worden vastgesteld of dat ons uiteindelijk niets rest dan relativisme. 

Of is er nog een andere weg te vinden binnen dit spectrum?


In de aan Plato toegeschreven dialoog Alkibiades vraagt Sokrates aan de gelijknamige, van ambitie overlopende jongeling: ‘Wat wil je Alkibiades, leven met wat je nu hebt, of meteen sterven als je niet de kans krijgt méér te verwerven?’[n] 

Bacciarelli, Alkibiades wordt onderwezen door Sokrates (1776-1777)

De jonge Alkibiades hoeft geen moment na te denken; meteen ter plekke sterven als hij niet meer zou kunnen verwerven dan hij nu heeft! Sokrates verwachtte niet anders en zegt vervolgens tegen hem: ‘Waar heb jij je hoop op gevestigd dat je blijft leven, daar wil ik op ingaan.’

Laten we hier inderdaad eens op ingaan, aan de hand van de volgende vragen:

  1. In de dialoog staat de jonge Alkibiades op het punt zijn carrière in de politiek aan te vangen en Sokrates heeft met opzet tot dit moment gewacht met het stellen van zijn vraag. 
    1. Om het gewicht van deze vraag wat meer te kunnen peilen is het nodig (zelfstandig) enig onderzoek te doen naar het leven van Alkibiades. Wie was deze zonderlinge figuur en wat was zijn relatie tot Sokrates? Maak notities van je bevindingen.
    2. Bekijk vervolgens nauwkeurig de afbeelding van het schilderij van Bacciarelli boven aan deze afdeling en bedenk met behulp van je bevindingen bij 1a wat de portee is van de dialoog.
  2. Leg de bal nu bij jezelf: wil jij niet ook ter plekke sterven als je niet de kans krijgt méér te verwerven dan je nu hebt? Of sta je hier anders in dan Alkibiades? Ga in je antwoord uitdrukkelijk in op wat je verstaat onder ‘wat je nu hebt’ en wat de aard is van het ‘méér’ dat je zou kunnen verwerven.
  3. In de vraag staat dat je eventueel ‘de kans krijgt’ om meer te verwerven. Wat zou de aard van de kans kunnen zijn en hoe krijg je die kans? 

Een verhaal uit de oudheid: Apollo heeft zijn oog laten vallen op de sibylle van Cumae. De profetes mag wensen wat ze wil, maar wijst de god vervolgens af. Ze verkrijgt de door haar gewenste onsterfelijkheid, maar de gekrenkte god schenkt het haar zonder behoud van haar jeugdigheid. Eeuwen later, in Petronius’ Satyricon, verhaalt de platte, rijke wijnhandelaar Trimalchio dat hij de sibylle ooit bezocht in haar grot, vlak bij Napels. Het door de tand des tijds tot een onooglijk gedrochtje verschrompelde wezentje hing in een fles aan de muur. Aanwezige jongens vroegen haar: “Sibylle, wat wil je?” 

  1. Wat denk je dat de sibylle de jongens antwoordde?[n]  
  2. Stel dat de sibylle zowel haar lichamelijke jeugdigheid behouden had, alsook haar mentale jeugdigheid (haar cognitieve vermogens op het moment van de wens), zou dat dan wenselijk(er) zijn geweest?
  3. Stel dat de sibylle haar lichamelijke jeugdigheid behouden had maar mentaal wel zou doorgroeien (cognitief en qua herinneringen), zou dat dan wel wenselijk(er) geweest zijn?
  4. Wat zou jij voor jezelf wensen als Apollo je de gelegenheid gaf? (En be careful what you wish for!)
  5. Wat zou jij voor de mensheid wensen als Apollo je de gelegenheid gaf? (En be careful what you wish for!)