Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Samen spelen samen… Ook deze riedel is ons met de paplepel ingegoten. Blijkbaar was dat nodig, die (op)voeding, ging samenwerken niet helemaal vanzelf. 

Laten we eens spelenderwijs achterhalen hoe het tot samenleven kan komen en bedenken wat er nodig is voor het ontstaan en bestaan van samenleving.

Wat je nodig hebt om dit spel goed te kunnen spelen:

  1. Een groep mensen
  2. Een spelleider die de gang van zaken bepaalt en de vragen stelt

Stel, we bevinden ons in de volgende situatie:

Prisoners dilemma

Het spel wordt als volgt gespeeld: 

Jij staat linksonder (“Wat ik doe”) en je hebt twee opties: samenwerken of niet-samenwerken. Rechtsboven staat de ander, met dezelfde twee opties.

Jij en de ander hebben de keuze om samen te werken of niet samen te werken. Essentieel is echter dat je niet weet wat de ander doet, en dat je de ander ook niet laat weten wat jij doet. Het is net als met pokeren: je moet je kaarten voor je borst houden. 

Zowel jijzelf als de ander spelen tegelijkertijd een kaart naar keuze. Zodra er gelegd is worden de kaarten omgedraaid en kunnen de beloningen c.q. de boetes worden uitgedeeld.

Tijd om te spelen! Ronde 1: Ieder voor zich. Kijk goed naar de matrix en bedenk welke kaart je gaat spelen, samenwerken of niet-samenwerken. Noteer eventueel in je schrift welke kaart je gaat spelen. Nogmaals, wat de ander doet, weet je niet van tevoren en overleggen met elkaar is niet mogelijk.

Gekozen? Mooi, de ander ook. 

Geef nu, voordat de keuzes bekend worden gemaakt, voor jezelf antwoord op de volgende vragen:

  1. Jij hebt nu gespeeld, maar wat denk je dat de ander doet: samenwerken of niet-samenwerken? Schrijf op en licht je antwoord toe.
  2. Wat hoop je dat de ander doet: samenwerken of niet-samenwerken? Licht wederom je antwoord toe.

Vervolgens inventariseert de spelleider, nog voordat de keuze van de ander bekend wordt gemaakt, de gemaakte keuzes aan de hand van de volgende vragen:

  1. Wie heeft de samenwerkenkaart gespeeld en waarom? Natuurlijk hoop je dat de ander gaat samenwerken, maar denk je ook dat de ander gaat samenwerken? 
  2. Wie heeft de niet-samenwerkenkaart gespeeld en waarom? Natuurlijk hoop je dat de ander gaat samenwerken, maar denk je ook dat de ander gaat samenwerken?
  3. Als je de samenwerkers met de niet-samenwerkers vergelijkt met elkaar, wie van beide laat dan het denken prevaleren boven de hoop?  

Goed, terug naar het spel! Jullie hebben ieder voor zich tegen de ander gespeeld. Maar wat heeft de ander gedaan? 

Wie is de ander eigenlijk?!

Genoeg! Ik, spelleider, ben de ander! En ik heb in alle gevallen de niet-samenwerkenkaart gespeeld. En waarom? De niet-samenwerkenkaart is verreweg het meest rationele om te spelen. Als ik de samenwerkenkaart speel krijg ik weliswaar een redelijke beloning als de ander dat ook doet, maar speelt de ander de niet-samenwerkenkaart dan lijd ik het grootste verlies. Speelt de ander echter de samenwerkenkaart dan pak ik de grootste winst als ik niet samenwerk, maar lijden wij beiden maar een bescheiden verlies. Het is dus in deze situatie het rationeelst[t] om de niet-samenwerkenkaart te spelen.

Vragen

  1. Een vraag aan een samenwerker: Stel nu dat het niet om eer gaat ofzo, maar om overlevingspunten. Als je de rationale van mij (de niet-samenwerkende spelleider) zo hoort, samenwerker, zou je dan in een nieuwe ronde  weer de samenwerkenkaart spelen?
  2. Een vraag aan een niet-samenwerker: Stel dat het nu niet om de knikkers gaat, maar om overlevingspunten. Als je de rationale van mij (de niet-samenwerkende spelleider) zo hoort, zou je dan in een nieuwe ronde weer de niet-samenwerkenkaart trekken?
  3. Het bovenstaande probleem staat bekend onder de naam prisoner’s dilemma
    1. Leg uit waarom er sprake is van een dilemma.
    2. Is er ook sprake van een moreel dilemma? 
  4. Waarom komt in het gespeelde spel de wederzijdse samenwerking niet tot stand? Het is toch voor eenieder klip en klaar dat de win-winsituatie het meeste uit het spel haalt? En in de werkelijkheid is toch onmiskenbaar samenwerking opgekomen, maar hoe dan? 
    Laten we vraag eens omdraaien: Wat mist er nu in die eerste rondes van het spel om wederzijdse samenwerking tot stand te kunnen brengen? Wat is daar voor nodig?
    1. Bedenk dat er in de eerste plaats vertrouwen nodig is: de zekerheid dat de ander ook samenwerkt als jij dat overweegt.[t] 
    2. Bedenk vervolgens dat vertrouwen alleen mogelijk is als je de ander kent. En iemand kennen vooronderstelt dat je hem herkent (je weet met wie je van doen hebt) en je je herinnert wat de ander eerder gedaan heeft.[t] 
    3. Bedenk daarbij dat herkenning en herinnering pas het fenomeen van vergelding mogelijk maken.
    4. Herinneren wat de ander eerder gedaan heeft vooronderstelt weer dat je al herhaaldelijk met de ander van doen hebt gehad. Het spel dient dus meerdere keren gespeeld te worden, zodat in de herhaling herkenning op kan komen.[t] 
    5. Bedenk tenslotte dat het spel gespeeld moet worden alsof er een oneindig aantal rondes gespeeld kunnen worden; er moet zodanig gespeeld worden dat het einde van het spel niet in zicht is.[t] 

Het prisoner’s dilemma is een simulatie van de werkelijkheid, het is de werkelijkheid nog een keer. Niettemin is het een model, oftewel een simplificatie van de werkelijkheid. En simplificaties gaan uit van vooronderstellingen.  

Verder dan de hierboven al geëxpliciteerde vooronderstellingen van vertrouwen, herkenning, herinnering en herhaling ligt nog een aantal diepere vooronderstellingen in het dilemma verborgen. Je kunt ze op het spoor komen door eerst de volgende vragen te beantwoorden en uit te werken in je notebook. Probeer vervolgens de diepere vooronderstellingen naar boven te halen. 

  1. Stel dat jij weet dat je veel meer overlevingspunten bezit dan de andere spelers en zij jou dus meer nodig hebben dan jij hen: hoe vallen de keuzes dan uit denk je?
  2. Stel dat jij veel minder overlevingspunten bezit dan de ander en jij hem dus meer nodig hebt dan hij jou: hoe vallen de keuzes dan uit, denk je?
  3. Waarom leefden jager-verzamelaars in groepen van maximaal 150 leden?
  4. Waarom valt de samenwerking ineen zodra het einde van het spel in zicht komt?
  5. Het spel wordt mogelijk gemaakt door een verzwegen instantie die de beloningen uitkeert en de boetes int. In de werkelijkheid worden diverse prisoner’s dilemma’s opgelost. Zoek er een paar uit! Wat is in deze situaties de instantie die de beloningen uitkeert?