Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Vanwaar samenleven? Laten we deze vraag eens onderzoeken door twee sporen uit te lopen die in deze vraag besloten liggen: Hoe ontstaat samenleving? en Waarom bestaat samenleving?


Aristoteles’ antwoord op de vraag hoe een samenleving ontstaat en waarom ze bestaat is te vinden in het tweede hoofdstuk van de Politica.[n] Lees het fragment en beantwoord de vragen:

Om te beginnen is het noodzakelijk dat wezens die zonder elkaar niet kunnen bestaan, paren vormen. Zo doen vrouw en man dit omwille van de voortplanting: niet uit vrije keuze maar, net als bij andere dieren en planten, bestaat ook bij hen een natuurlijke begeerte om een exemplaar na te laten van dezelfde soort. Net zo sluiten wat nature leiding geeft en wat van nature zich laat leiden zich aaneen met het oog op hun voortbestaan. Wat in staat is met zijn verstand dingen te voorzien is van nature leidend en heersend, wat in staat is ze met zijn lichaam uit te voeren laat zich leiden en is van nature slaaf. Daarom delen meester en slaaf een zelfde belang. […]

[Aldus ontstaat volgens Aristoteles van nature het huishouden [oikos], dat overigens ook niet op zichzelf kan staan waardoor dorpen gevormd worden door de gemeenschap [koinoonia] van verschillende huishoudens.]

De volkomen gemeenschap die uit een aantal dorpen bestaat vormt tenslotte de polis. Deze heeft een denkbeeldige grens bereikt die bestaat in volledige onafhankelijkheid [autarkeia]. Ze is ontstaan om leven mogelijk te maken, maar bestaat om voort om goed leven mogelijk te maken. Vandaar dat iedere polis, even goed als de eerste gemeenschappen, van nature bestaat: de polis is het doel van deze andere gemeenschappen, en de natuur [phusis] van elk ding is het doel ervan; de toestand die het bereikt wanneer zijn wording is voltooid noemen wij zijn natuur, bijvoorbeeld van mens, paard of in dit geval huishouden. Ook is hetgeen waartoe, het doel waarvoor, het beste, en in dit geval is onafhankelijkheid het beste zowel als het doel.

Hieruit blijkt dat de polis behoort tot de dingen die van nature bestaan, dat de mens van nature een gemeenschapswezen is [phusei politikon zooion], en dat iemand die niet bij toeval maar van nature buiten de polis staat ofwel bovenmenselijk is ofwel minderwaardig. […]

Waarom de mens in hogere mate een gemeenschapswezen is dan een bij of om het even welk ander dier dat in een groep leeft is duidelijk. Naar onze overtuiging produceert de natuur niets zonder doel. Nu beschikt de mens als enig levend wezen over taal [logon]. Stemgeluid is een signaal van wat pijn doet en plezier verschaft, vandaar dat het ook bij andere wezens wordt aangetroffen: hun natuur reikt slechts zover dat ze gewaarwordingen van pijn en plezier hebben en die door signalen aan elkaar kenbaar maken. Maar taal is er om te kennen te geven [dèloun] wat nuttig is en schadelijk, en daarmee ook wat rechtmatig is en wat onrechtmatig. Het is kenmerkend voor de mens in vergelijking met andere levende wezens dat hij als enige zin heeft voor goed en kwaad, recht en onrecht, enzovoort. Het gemeenschappelijke erkennen van deze zaken brengt huishouden en polis tot stand.

Vragen bij het tekstfragment

  1. Waarom ontstaat een polis? En waarom bestaat een polis?
  2. De mens is zooion politikon, d.w.z.: alleen hij kan in een polis wonen. Leg op basis van het tekstfragment uit waarom dat het geval is. Maak in je uitleg gebruik van de ‘boven-menselijken’ en ‘minderwaardigen’ die worden genoemd.
  3. De mens is ook zooion logon echon. Wat vermag de mens dankzij de logos wat het dier niet kan? 
  4. Het woord ‘natuur’ wordt in het fragment op verschillende wijzen gebezigd. 
    1. Maak een woordweb waarin je het woord ‘natuur’ verbindt met de ermee samenhangende begrippen. Omschrijf ook de verbindingen. 
    2. Bedenk waarom ‘de natuur produceert niets zonder doel’ dé vooronderstelling is waar Aristoteles’ politieke filosofie op berust.   
  5. Verderop in de Politica schrijft Aristoteles: ‘… een vereiste zowel om voortreffelijkheid te ontwikkelen als om het burgerschap uit te oefenen [dat alleen voor de besten is weggelegd] is vrije tijd [scholè].’[n] Bedenk aan de hand van het tekstfragment waarom dat het geval is.
  6. Op welke wijze filosofeert Aristoteles in bovenstaand fragment?