Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Een belangrijk kenmerk van essayistisch schrijven is de afwisseling tussen concreet en abstract. 

De woorden ‘concreet’ en ‘abstract’ zijn elkaars tegenpolen, maar hebben beide een waaier van (veelal verwante) betekenissen. Grofweg kun je het volgende vaststellen:

  • Concreet betekent ‘wat je kunt waarnemen’;
  • Abstract betekent ‘wat je door nadenken hebt afgeleid’ – en wat dus niet waarneembaar is (al kan de abstracte gedachte wel aan een waarneming onttrokken zijn; het Latijnse abstrahere betekent ‘wegtrekken’). 

Een goede essayist schakelt moeiteloos over van een concreet voorbeeld naar een abstract niveau, en andersom. 


  1. Zoek (diverse!) concrete voorbeelden bij de volgende abstracte begrippen.
    1. gereedschap
    2. plantaardig
    3. vriendschap
    4. pijn
    5. ontbering
    6. getal
    7. rechtvaardigheid
    8. vooruitgang
    9. natuur
    10. cultuur
  2. Zoek meerdere abstracte begrippen bij de volgende concrete voorbeelden.
    1. Jean houdt van Jacques.
    2. John lokte Lady Masham naar de Lage Landen mee.
    3. Girard wil wat Nietzsche wilde.
    4. In tegenstelling tot Plato gelooft René niet in wedergeboorte.
    5. Aquino was geen ongelovige Thomas.
    6. Searle ging naar Austin om te leren filosoferen.
  3. Vanuit een concreet voorwerp kun je een keten vormen naar steeds abstracter zaken. Bijvoorbeeld: Piet > man > mens > zoogdier > dier > levend wezen > ding. 
    1. Begin eens met een concreet voorwerp en probeer vervolgens stapsgewijs (per genus proximum) abstracter te worden.
    2. Waarom loopt het spaak bij de volgende ketens? 
      1. Stoel > ruimte 
      2. Twee stoelen > hetzelfde
      3. Klepsydra > uurwerk > tijd
  4. Welke abstracte begrippen kun je verbinden met je concrete uitgangservaring voor je essay?

Lees onderstaand tekstfragment uit het boek Plantaardig van de Nederlandse filosoof Oudemans – een prachtig voorbeeld van essayistisch schrijven.[n] Hoe wisselt Oudemans van concreet naar abstract en vice versa? Print de oefening uit en markeer de overgangen in de tekst.

Ik bevond mij in de Dordogne in een bergachtig gebied. Diep beneden mij hoorde ik het geruis van een beek. Tegelijkertijd vernam ik een knarsend geluid waarvan ik wist dat het niet kon worden voortgebracht door de beek en de zich daarin bevindende stenen en stukken hout. Ik ging op zoek naar het geluid, de berg af, via allerlei overwoekeringen en struikgewas.

Toen merkte ik dat de berghelling in trappen was opgebouwd. Rare trappen, namelijk anderhalf meter hoog. Als een Nintendofiguur viel ik telkens anderhalve meter naar beneden en kon vervolgens een tijdje mijn weg vervolgen. Opeens zag ik dat het een overwoekerde wijnplantage was. De natuur had de kunst, de cultuur, overweldigd.

Ik dacht dat ik door de natuur liep maar de hellingen waren onderdeel van de vinicultuur. En ook weer niet. De natuur had de cultuur overwoekerd – zij was dus nooit weggeweest, hoogstens tijdelijk verdreven. 

Het geluid in de beek was afkomstig van de overblijfselen van een voetbrug. Temidden van de natuur was dit stuk cultuur niet weg – maar bleef in het knarsen ervan van zich blijk geven. Hoe moest ik nadenken bij het vanzelfsprekende onderscheid tussen natuur en kunst?

Hoe zit het met een wijnstok – is die natuurlijk of cultuur of allebei? En een ruïneuze brug?