Diverse filosofen hebben essays geschreven, maar de aard van hun pogingen loopt nogal uiteen. Uit de titel van zijn Essay concerning toleration uit 1667 is al op te maken dat Locke concerned is ten aanzien van de indertijd prangende kwestie van de tolerantie. Zijn essay probeert de lezer dan ook voornamelijk te overtuigen, is dus eerder betogend dan beschouwend. Rousseaus Essai sur l’origine des langues uit 1781 is van heel andere snit. De titel herbergt al het probleem hoe je in taal de oorsprong van taal ter sprake kunt brengen, primair een methodisch probleem.
Vaak wordt een filosofisch essay als zelfreflectie gezien, een terugbuiging van het denken op zichzelf. Maar als je de titels van de essays van Locke en Rousseau zo naast elkaar zet als hierboven, vindt er een heel andere reflectie plaats. Op deze wijze laat je de woorden essay en essai in elkaar spiegelen, zodanig dat de daarin ontstane betekenisverschuivingen te bemerken worden, en daarmee ook het al dan niet aansprekende ervan.[t]
Keer terug naar de abstracte begrippen die spelen rondom je uitgangservaring en zoek tenminste twee (liefst contrasterende) filosofen die deze woorden gebruiken. Zet de relevante tekstpassages naast elkaar en laat deze woorden in elkaar spiegelen. Vertaal, let op de betekenisverschuivingen, merk op wat aanspreekt en wat niet en – vor allem – lees sympathiek!