Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Sympathiek als je nog altijd bent heb je afgezien van je neigingen teksten te herleiden tot auteurs(intenties), te kritiseren en in te bedden met wat je al dacht weten. Dus daar zit je dan, met die filosofische tekst voor je neus. 

‘En nu?’

Nu is het zaak de filosofische zaak van de tekst in de blik te krijgen. 

‘Hoe kom je daarbij, de filosofische zaak van een tekst?’ 

Door tegendraads te lezen. 

‘Tegendraads?’

Niet alleen heb je voortdurend de neiging bij de tekst weg te gaan, ook in het lezen van de tekst zelf ga je als vanzelf een richting in. Tekst neemt je doorgaans mee in een bepaalde richting, schijnbaar naar waar de tekst over gaat. Maar als een tekst ergens naartoe gaat, dan komt hij ook ergens vandaan. Als je je meegaandheid beseft, kun je je ook in tegengestelde richting wenden naar waar een tekst vandaan komt. In ieder spreken over, zit altijd al een spreken vanuit. 

‘Maar, ga je dan niet ook van de tekst weg?’

Nee, want waar vanuit gesproken wordt ligt in de tekst besloten en nergens anders: en wel in de eerste plaats in de woorden waarin het spreken en besprokene verschijnt. 


Filosofisch lezen begint pas echt zodra je je wendt tot de woorden die de zaak van de tekst uitmaken.

Hieronder volgt een aantal uitspraken. Laat je niet louter meevoeren naar waar de tekst over gaat (en of de uitspraak juist of onjuist is dan wel of je het eens of oneens bent ermee), maar richt je – tegen de draad in – op de woorden en de wijze waarop ze het onderwerp doen verschijnen. 

  1. Een walvis is een zoogdier. 
  2. De terrorist blies zichzelf op in de bezette gebieden.
  3. De Middeleeuwers hadden geen historisch besef. 
  4. De syntactische regel voor (hoofd)zinnen luidt: het onderwerp staat voor de persoonsvorm.
  5. Rousseau schreef het Essai sur l’origine des langues.
  6. Alles wat je ziet is van sterrenstof.

    Soms stuit je op woorden die niet alleen bepalend zijn voor de wijze waarop de dingen buiten jou verschijnen, maar ook jezelf en je verhouding tot de dingen omvatten. Deze woorden omvatten je als een horizon, het zijn horizontale woorden. Denk aan woorden als natuur, leven, wereld, zijn. 

    Horizontale woorden zijn de ware filosofische woorden. Echt filosofische teksten staan er vol van. 

    Vraag 1 Hoe filosofisch-horizontale woorden op filosofische wijze te lezen? Bedenk het aan de hand van de volgende aanwijzingen:

    • Kun je een horizon bereiken of overzien?
    • Het woord natuur gaat niet alleen over de omgeving, maar is vooral omgevend.
    • Filosofische woorden zijn overgeleverde woorden, waaraan je bent overgeleverd.

    Vraag 2 In zijn beroemde college Grundbegriffe der Metaphysik spreekt Heidegger van Inbegriffe. Lees onderstaande passage, vertaal hem en bedenk (nogmaals) waar de zaak van een filosofische tekst zich bevindt.

    Metaphysik ist ein Fragen, in dem wir in das Ganze des Seienden hineinfragen und so fragen, daß wir selbst, die Fragenden, dabei mit in die Frage gestellt, in Frage gestellt werden.

    Entsprechend sind die Grundbegriffe nicht Allgemeinheiten, keine Formeln für allgemeine Eigenschaften eines Gegenstandsfeldes (Tier, Sprache), sondern sie sind Begriffe eigentümlicher Art. Sie begreifen je das Ganze in sich, sie sind In-begriffe. Aber sie sind Inbegriffe noch in einem zweiten, ebenso wesentlichen und mit dem ersten zusammenhängenden Sinne: Sie begreifen je immer den begreifenden Menschen und sein Dasein mit in sich – nicht nachträglich, sondern so, daß sie nicht jenes sind ohne dieses, und umgekehrt.[n]


    Wer verstehen will, muβ […] fragend hinter das Gesagte zurückgehen. Er muβ es als Antwort von einer Frage her verstehen, auf die es Antwort ist.[n]

    De eerste zinnen van een filosofische tekst zijn ongetwijfeld niet als eerste uitgedacht of opgeschreven. 

    Een voorbeeld, de openingszin van Leibniz’ Monadologie:

    La monade, donc nous parlerons ici, n’est autre chose qu’une substance simple qui entre dans les composées. Simple, c’est à dire: sans parties.

    In vertaling: 

    De monade, waarvan we hier zullen spreken, is niets anders dan een eenvoudige substantie die te midden het samengestelde treedt. Eenvoudig, dat wil zeggen: zonder delen.

    Grammaticaal gezien is er alle aanleiding om te denken dat hier een uitspraak over de monade wordt gedaan, gezien de derde persoon enkelvoud waarin geschreven wordt. De monade lijkt daarbij onder het genusbegrip ‘substantie’[t] geschaard te worden. En zo opent zich al snel de weg naar een omvangrijke historische situering van Leibniz’ substantiedenken in vergelijking met tijdgenoten Descartes (er zijn twee substanties) en Spinoza (er is maar één substantie) – Leibniz dacht dat er oneindig veel monades waren.

    Maar nu gaan we nauwkeurig lezen. Er staat: ‘De monade, waarvan we hier zullen spreken…’ Leibniz spreekt niet zozeer over de monade, maar vanuit de monade. Als je dat serieus neemt, dan zal je ook de verhouding monade-substantie moeten omdenken: de monade is niet zozeer een substantie, maar wat een substantie is moet monadisch begrepen worden! 

    Door deze tegendraadse beweging raken we gericht op het woord monade. Willen we Leibniz kunnen volgen, d.w.z. willen we deze tekst kunnen lezen, dan zullen we dus vanuit het woord monade moeten gaan lezen, en niet vanuit het woord substantie zoals we dat al kenden!

    Het woord substantie raakt daarmee in het geding en daarmee de zaak van de tekst. Wat maakt deze zaak een filosofische zaak?

    Substantie is van oudsher de naam voor het zijnde als zodanig. Monade is een nieuwe naam voor het zijnde als zodanig, een nieuwe naam voor al wat zijnd heet. Deze eerste zin heeft daarmee het geheel van de werkelijkheid in de zin! Maar als het geheel van de werkelijkheid in het geding is, dan raak ook ikzelf als lezer in de zaak betrokken – mogelijkerwijs – want ben ik niet ook een zijnde? En als ikzelf als zodanig in het geding ben, en de openingszin van de Monadologie dus van mij vergt dat ook ik ook mijzelf tegendraads zal moeten gaan begrijpen vanuit het woord monade, dan kan ik niet langer maar zo teksten onderling gaan vergelijken of historisch inbedden – dat doen veronderstelt namelijk dat ik al weet waar ik sta ten opzichte van die teksten en hun historische context!

    Zodra je gericht raakt op het filosofische woord monade, doemt ook al snel de vraag op: vanwaar een nieuw woord voor al het zijnde? Vanwaar het woord monade?

    Blijkbaar voldeed het oude woord niet langer en zag Leibniz zich genoopt een nieuw woord te munten. Wat drijft Leibniz tot de monade? Door nog verder tegen de draad in te lezen kun je hiervoor aanwijzingen terugvinden in de tekst. Met nadruk wordt er gezegd dat de monade ‘niets anders is dan’ een eenvoudige substantie, en eenvoudig wil zeggen: zonder delen. Wat Leibniz’ schrijven drijft is de tegenstelling één-verdeeld. Hij heeft blijkbaar problemen met deze tegenstelling. En het woord monade is zijn antwoord op deze problematiek.

    De eigenlijke vraag rijst dan natuurlijk ook al gauw: (Wat) gaat mij dit probleem aan? Maar voordat je daar aan toe bent is het zaak eerst nog meer te oefenen in tegendraads lezen.

    Neem eens een beroemde zin uit een filosofisch werk. Vertaal en analyseer hem en probeer hem – naar het monadevoorbeeld uit de inleiding hierboven – steeds tegendraadser te lezen door jezelf achtereenvolgens af te vragen:

    • Wat zijn de filosofische woorden waar vanuit gesproken wordt?
    • Wat drijft de filosoof tot (het munten van) deze woorden? Aan welk vraagstuk moe(s)ten zij beantwoorden?