De vraag die meestal meteen opborrelt bij het lezen van een filosofisch tekst: wat bedoelt de auteur hiermee? Diverse problemen doemen op als je deze weg inslaat. Ze blijken zodra je een aantal eenvoudige retorische vragen stelt:
- Kun je nog achterhalen wat Plato bedoelde met zijn grotgelijkenis?
- Verleg je niet uiteindelijk het probleem als je er andere passages uit de Politeia bijhaalt (het einde van Boek VI bijvoorbeeld) waarin Plato lijkt uit te leggen waar hij mee bezig is?
- Wat zijn de intenties van een uitspraak als Ken jezelf!, gebeiteld in gevel van de tempel van Delphi en toegeschreven aan Apollo?
- Kun je van een nog bestaande filosoof überhaupt wel weten of zijn bedoelingen wel overeenkomen met wat hij daadwerkelijk zegt, zelfs als je hem er hoogstpersoonlijk naar vraagt?
- En hoe zit het eigenlijk met je eigen bedoelingen?! Kun jij zelf wel overzichtelijk hebben of de woorden wel stroken met je bedoelingen die erachter zouden zitten?
Wat voorondersteld wordt in alle zoeken naar bedoelingen: er zit nog een instantie achter de tekst, de auteur. En door het achter-de-tekst te gaan zoeken blijf je dus niet langer bij de tekst. Wat is nu de relevantie van die instantie achter de tekst? Bedenk het eens aan de hand van Wittgensteins gedachte-experiment uit zijn Philosophische Untersuchungen:
[…] Angenommen, es hätte Jeder eine Schachtel, darin wäre etwas, was wir »Käfer« nennen. Niemand kann je in die Schachtel des Andern schaun; und Jeder sagt, er wisse nur vom Anblick seines Käfers, was ein Käfer ist. – Da könnte es ja sein, daß Jeder ein anderes Ding in seiner Schachtel hätte. Ja, man könnte sich vorstellen, daß sich ein solches Ding fortwährend veränderte. – Aber wenn nun das Wort »Käfer« dieser Leute doch einen Gebrauch hätte? – So wäre er nicht der der Bezeichnung eines Dings. Das Ding in der Schachtel gehört überhaupt nicht zum Sprachspiel; auch nicht einmal als ein Etwas: denn die Schachtel könnte auch leer sein. – Nein, durch dieses Ding in der Schachtel kann ›gekürzt werden‹; es hebt sich weg, was immer es ist.
Das heißt: Wenn man die Grammatik des Ausdrucks der Empfindung nach dem Muster von ›Gegenstand und Bezeichnung‹ konstruiert, dann fällt der Gegenstand als irrelevant aus der Betrachtung heraus.