Wanneer je je wendt tot de grammaticale aspecten van een tekst, dan kijk je naar de structuur van de woorden en de zinnen.
Kijk vooral naar de manier waarop afzonderlijke woorden zijn opgebouwd, de modus waarin er wordt geschreven en in welke persoon er wordt geschreven.
Hieronder volgt een aantal voorbeelden ter illustratie. Bedenk telkens hoe de grammaticale aspecten bepalend zijn voor hoe de zaak van de tekst verschijnt en hoe ze je leesmogelijkheden vormen.
- Morfologie onderzoekt de interne grammaticale structuur van woorden. Er wordt onderscheid gemaakt in ongelede en gelede woorden. ‘Lid’ is een ongeleed woord, want niet nader te analyseren in betekenisdragende vormelementen (morfemen). ‘Ongeleed’ is een geleed woord, want analyseerbaar in on-ge-leed (waarbij het voorvoegsel ‘on’ ontkenning betekent, en het suffix ‘ge’ een verzamelende betekenis heeft. Filosofische woorden zijn doorgaans gelede woorden. Zoek de betekenis eens uit van de cursief gedrukte voor- en achtervoegsels:
- waar-heid
- mens-dom
- ken-nis
- begin-sel
- be-teken-nis
- De persoon waarin een tekst geschreven wordt heeft gevolgen voor de wijze waarop je filosofisch kunt lezen. (Her)lees in de afdeling Vertaal! het tekstfragment uit de Theaetetus en vergelijk het (qua persoon en de leesmogelijkheden) met onderstaande passage uit Mellings boekje Understanding Plato.
After a preliminary exchange, Socrates shapes the conversation towards the question of the nature of knowledge. Theaetetus falls into the familiar trap of offering a list of examples instead of a definition. When Socrates points out to him that what he was asking is not what kinds of knowledge there are, but what knowledge itself is, Theaetetus is quick to grasp the point Socrates is making.[n]