Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Als je een leesbare vertaling hebt gemaakt, analyseer dan de grammaticale, semantische en pragmatische aspecten van een tekst. Waarom dat doen? Omdat hoe, waar en wanneer iets wordt gezegd medebepalend is voor hoe de zaak verschijnt en voor je leesmogelijkheden. 


Wanneer je je wendt tot de grammaticale aspecten van een tekst, dan kijk je naar de structuur van de woorden en de zinnen, de wijze waarop geschreven wordt en in welke persoon.

Hieronder volgt een aantal voorbeelden ter illustratie. Bedenk telkens hoe de grammaticale aspecten bepalend zijn voor hoe de zaak van de tekst verschijnt en hoe ze je filosofische leesmogelijkheden vormen. 

  1. Morfologie onderzoekt de interne grammaticale structuur van woorden. Er wordt onderscheid gemaakt in ongelede en gelede woorden. ‘Lid’ is bijvoorbeeld een ongeleed woord, want niet nader te analyseren in betekenisdragende vormelementen (morfemen). ‘Ongeleed’ is een geleed woord, want analyseerbaar in on-ge-leed (waarbij het voorvoegsel ‘on’ ontkenning betekent, en het suffix ‘ge’ een verzamelende betekenis heeft, zoals in ge-bergte. Filosofische woorden zijn doorgaans gelede woorden. Zoek de betekenis eens uit van de cursief gedrukte voor- en achtervoegsels:
    1. waar-heid
    2. mens-dom
    3. ken-nis
    4. begin-sel
    5. be-teken-nis
  2. De persoon waarin een tekst geschreven wordt heeft gevolgen voor de wijze waarop je filosofisch kunt lezen. (Her)lees in de afdeling Vertaal! het tekstfragment uit de Theaetetus en vergelijk het (qua persoon en de leesmogelijkheden) met onderstaande passage uit Mellings boekje Understanding Plato.
  3. After a preliminary exchange, Socrates shapes the conversation towards the question of the nature of knowledge. Theaetetus falls into the familiar trap of offering a list of examples instead of a definition. When Socrates points out to him that what he was asking is not what kinds of knowledge there are, but what knowledge itself is, Theaetetus is quick to grasp the point Socrates is making.[n]
  4. De wijs (oftewel de werkwoordswijze of modus) waarin teksten geschreven zijn is erg relevant bij filosofisch lezen, want ze is zeer bepalend voor hoe het onderwerp verschijnt. Lees de wijzen waarop hieronder een beroemde uitspraak van Nietzsche is verwoord en merk de verschillen in betekenis op. Welke wijze is overigens de door Nietzsche gebezigde wijze?
    1. Indicativus: Ik leer jullie de Übermensch.
    2. Imperativus: Zie, ik leer jullie de Übermensch! 
    3. Conditionalis: Als jullie keken, dan leerde ik jullie de Übermensch. 
    4. Vocativus: Oh mens, ik leer u de Übermensch!


Misschien misleidt ons dagelijkse taalgebruik je wel vaker dan je zou denken. Doorgaans stuit je niet op deze verwarringen, totdat je bewust bij ons spreken stil houdt, op je hoede bent en het analyseert.

Ter illustratie twee op het eerste gezicht nagenoeg identiek gestructureerde zinnen:

  1. Ik denk aan de relativiteitstheorie.
  2. Ik ken de relativiteitstheorie.

De zinnen zijn grammaticaal hetzelfde geconstrueerd wat er doorgaans toe leidt dat we de werkwoorden ‘denken aan’ en ‘kennen’ semantisch (d.w.z. qua betekenis) doorgaans als hetzelfde opvatten, namelijk als activiteiten van het bewustzijn opvatten. Een semantische analyse laat echter zien dat dit een misvatting is en dat beide zinnen naar hun betekenisstructuur radicaal verschillen. Op verschillende wijzen kan dit worden aangetoond door zelf een aantal variaties in de zinnen aan te brengen:

  • Voeg bijvoorbeeld de tijdsbepaling ‘vijf minuten’ toe aan beide zinnen; dus: ‘Ik denk vijf minuten aan de relativiteitstheorie’ of‘ Ik ken de relativiteitstheorie vijf minuten’. Omschrijf het verschil in betekenis tussen ‘kennen’ en ‘denken aan’ dat nu aan het licht treedt. 
  • Zet beide zinnen in de verleden tijd en voeg de bijzin ‘maar het was niet waar’ toe. Wat valt er nu op qua betekenis? 
  • Zet de zinnen in de irrealis en verzin er zelf mogelijke bijzinnen bij. Welke betekenisverduidelijking kun je constateren?
  • Zoek naar nog meer betekenisverheldering tussen ‘kennen’ en ‘denken aan’ door de zinnen hierboven in verband te brengen met andere werkwoorden als ‘vergeten’, ‘vergissen’, ‘geloven’. Bijvoorbeeld: ‘Ik kende relativiteitstheorie, maar heb me vergist’ en ‘Ik denk aan de relativiteitstheorie, maar ik geloof het niet.’
  • Bedenk dat deze analyse aantoont dat woorden als ‘weten’ en ‘kennen’ geen bewustzijnswoorden zijn, maar dispositie-werkwoorden; d.w.z. zij geven geen activiteit van het bewustzijn aan, maar zij stellen dat iemand tot iets in staat is. 

Verder oefenen

Verlangen naar wijsheid en verlangen naar kennis, is dat hetzelfde? Doe een semantische analyse om het uit te zoeken!

Om te beginnen kun je vaststellen dat je wel kunt zeggen: Hij heeft kennis (van zaken).

Maar je kunt niet zeggen: Hij heeft wijsheid. Je zegt immers: Hij is wijs.

De consequenties van dit onderscheid reiken wellicht verder dan je zo op het eerste gezicht kunt overzien. Probeer de onderstaande vragen die eruit voortvloeien maar eens te beantwoorden! (En verzin er gerust zelf nog een paar vragen bij.)

  • ‘Hebben’ in ‘kennis-van-zaken-hebben’ duidt op een bezitsrelatie. Bezit kun je overdragen en er is inderdaad zoiets als ‘kennisoverdracht’. Kun je wijsheid ook overdragen? (Hoe) leer je van een wijze?
  • Bezitters van kennis worden vaak deskundigen genoemd. Ze schuiven regelmatig aan in praatprogramma’s om vanuit hun vakgebied hun licht te laten schijnen over zaken die spelen in de samenleving. Ook is het fijn dat je bijvoorbeeld door een deskundige chirurg wordt geopereerd. Hoe zit het met een wijze? Heeft die ook een kunde en een vakgebied?
  • Wellicht denk je bij ‘een wijze’ in de eerste plaats aan een oude man met een grijze baard. Maar een kind kan al wijs genoemd worden. Kunnen kinderen ook al deskundig zijn?