Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Le préjugé est une opinion sans jugement.[n]

Een vooroordeel is een ongegronde mening, oftewel een oordeel zonder verantwoording of rechtvaardiging. 

Gewoonlijk zijn er twee soorten vooroordelen te onderscheiden:

  1. het vooroordeel van de overhaasting
  2. het  vooroordeel van de autoriteit 

Vanuit een filosofische attitude neem je de tijd en probeer je zelf te oordelen. Daarvoor is het eerst zaak je vooroordelen überhaupt in de blik te krijgen!


In veel situaties neem je geen tijd of is er gewoonweg geen tijd om op verantwoorde wijze een oordeel te vellen. Toch oordeel je – als vanzelf – of moet je oordelen, als een handeling geen uitstel duldt. Je kiest dan vaak wat ‘men zegt’ en vervalt in stereotyperingen.[t] Vooroordelen zijn expliciet (je bent je ervan bewust) of impliciet (je bent je er niet van bewust). Onthaast, neem je tijd. En probeer eens wat stereotiepe oordelen bij jezelf te ontwaren via de volgende vragen en oefeningen.

  1. Keer terug naar de uitspraken bij de oefening Filosofie volgens de filosofen. Welk van de uitspraken over filosofie doen stereotiep of cliché aan? Bekijk ook nogmaals de argumenten voor je eigen keuzes. In hoeverre berusten de redenen voor je keuzes op ‘men zegt'?
  2. Keer terug naar het tekstfragment van Cadamosto. Welke stereotyperingen kun je daar ontwaren? Spelen er ook vooroordelen bij jou bij het (her)lezen van de tekst?
  3. Verzin bij de volgende stellingen een aantal argumenten voor en tegen:
    1. ‘Vooroordelen zijn noodzakelijk in het dagelijks leven van de mens.’
    2. ‘Stereotypen worden vaak gebruikt als rechtvaardiging van bepaalde discriminerende acties. Voltaire had dus ongelijk!’

Een meer bewuste wijze van bevooroordeeld zijn is het je beroepen op een maatgevende autoriteit. Dat kan een ander zijn, maar ook een boek of een traditie. De leer van deze autoriteit wordt dogmatisch aangehangen, of afgedwongen. Een dogma is een overtuiging die niet in twijfel wordt getrokken – terwijl dat wel mogelijk is. Een dogmaticus sluit zich dus min of meer moedwillig af voor bestaande tegengeluiden – een vorm van immunisering.

Hieronder volgt een aantal uitspraken. Achterhaal van elk van deze uitspraken welke autoriteit aan het woord is. En geef waar mogelijk tegenbewijzen aan waarvoor de aanhangers ervan zich immuniseren:

  1. Ieder nadeel heb z’n voordeel.
  2. Ipse dixit.
  3. ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde.’ 
  4. Onze God is de beste.
  5. Homeopathie is pseudowetenschap.
  6. Informatie kan worden overgedragen van DNA en RNA naar eiwitten, maar niet andersom.
  7. Het individu is belangrijker dan de samenleving.
  8. Armoede komt voort uit katakterzwakte.
  9. Onschuldige mensen bekennen niet. 
  10. Het vermogen om dogma’s te herkennen en kritisch te evalueren is noodzakelijk voor intellectuele groei en sociale vooruitgang.

In zijn Novum Organon uit 1620 somt Francis Bacon vier dwalingen (idolae) op die iedere kennisvergaring in de weg staan:

  1. Idool van de stam
  2. Idool van de grot
  3. Idool van de markt
  4. Idool van het theater

De laatste twee idolen zijn verworven en kunnen volgens Bacon alleen met grote moeite worden uitgeroeid; bij de eerste twee idolen lukt dat helemaal niet – deze zijn immers aangeboren. ‘Het enige wat overblijft is ze aan te wijzen, zodat deze misleidende kracht van de geest kan worden ontmaskerd en overwonnen.’[n]

Leren is dus in de eerste plaats afleren, aldus Bacon. Maar je kunt iets pas afleren als je weet wat je moet afleren. Het is dan zaak de verschillende idolen eerst bij jezelf te herkennen.[t]

Vragen

1. Lees onderstaand fragment over de idolen van de stam en probeer bij jezelf na te gaan op welke wijze het menselijke verstand zelf de dingen ‘vervormt en kleurt’. Leg uit met concrete voorbeelden.

De idolen van de stam zijn gegrondvest in de menselijke natuur zelf, in de menselijke stam of soort. […] Het menselijke verstand lijkt op een oneffen spiegel die de stralen van de dingen niet precies weerspiegelt, maar vervormt en kleurt door zijn eigen natuur te vermengen met die van de dingen.[n]

2. Lees onderstaand fragment over de idolen van de grot en ga bij jezelf na hoe ‘je individuele grot’ het licht van de natuur breekt en aantast. Werk wederom uit aan de hand van concrete voorbeelden, maar nu vanuit je persoonlijke situatie.

De idolen van de grot zijn de idolen van het individu. Iedereen heeft immers (naast de dwalingen van de menselijke natuur in het algemeen) een of andere grot of eigen hol, dat het licht van de natuur breekt en aantast – ofwel als gevolg van de eigen, afzonderlijke aard van de persoon in kwestie; ofwel vanwege zijn opleiding en zijn omgang met anderen; ofwel als gevolg van de lectuur van boeken en het gezag van hen die hij eert en bewondert, ofwel vanwege de verschillende indrukken naargelang die voorkomen in een vooringenomen geest met allerlei vooroordelen, of in een gelijkmoedige en bedaarde geest en dergelijke. Zo is het duidelijk dat de menselijke geest (die bij iedere afzonderlijke persoon zijn eigen gesteldheid heeft) veranderlijk is, in grote onrust verkeert en afhankelijk is van toeval. […][n]

3. Lees onderstaand fragment over de idolen van de markt en ga je in je eigen taalgebruik na hoe de wijze waarop woorden aan de dingen worden toegekend je verstand hindert. Uiteraard aan de hand van concrete voorbeelden.

Anderzijds zijn er ook idolen die voortkomen uit het nauwe contact en de gemeenschap van de mensen, die ik vanwege hun onderlinge verkeer en sociale omgang idolen van de markt noem. De mensen gaan immers met elkaar om door middel van het praten, en woorden worden aan de dingen gegeven aan de hand van het bevattingsvermogen van de massa. Daardoor hindert de slechte en onjuiste wijze waarop woorden aan dingen worden toegekend het verstand op de wonderlijkste manieren. De definities en verklaringen waarmee geleerde mannen zich aangaande sommige dingen plegen te wapenen en te rechtvaardigen, bieden geen enkel soelaas. Zo is het duidelijk dat woorden het verstand geweld aandoen, alles in verwarring brengen en de mensen aanzetten tot talloze meningsverschillen en verzinsels.[n]

4. Lees onderstaand fragment over de idolen van het theater en ga bij jezelf na welke principes en axioma’s je aanhangt zonder dat je er erg in hebt. Probeer ook te achterhalen waar je ze hebt opgedaan.

Ten slotte zijn er de idolen die vanuit verschillende filosofische dogma’s hun intrek nemen in de geest van de mensen, zoals ook vanuit onjuiste wetten van bewijsvoering.[t] Die noem ik idolen van het theater, want ik vind dat er net zo veel aanvaarde of uitgevonden filosofieën zijn als gefabriceerde en opgevoerde fabels, die verzonnen werelden oproepen, bestemd voor het theater. Ik heb het hier niet alleen over de huidige leerstelsels of over de antieke filosofieën en sektes, aangezien men talloze andere fabels van dit type kan verzinnen – hoe uiteenlopende de dwalingen ook mogen zijn, de oorzaken ervan zijn immers bijna gelijk. Ik doel hiermee wederom niet alleen op de algemene filosofieën, maar ook op de zeer vele principes en axioma’s van de wetenschappen die op grond van de traditie, lichtgelovigheid en onachtzaamheid in zwang zijn geraakt.[n]