Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Filosoferen is vanuit jezelf openstaan voor wat er is. Also, word open-minded! 

‘Waarom de gebiedende wijs?’ 

Blijkbaar gaat dat niet vanzelf, openstaan. En als je niet al open staat, dan ben je blijkbaar gesloten – en gesloten-zijn is dan blijkbaar de tegenhanger van een filosofische houding. 

Waarvoor je zoal gesloten bent? En op welke wijze?

In de eerste plaats ben je gesloten voor datgene waar je doorgaans niet of nauwelijks bij stilstaat omdat je aandacht er niet op gericht is, à savoir: de eigen uitgangspunten die al je ervaringen van en omgang met je omgeving mogelijk maken en leiden. Het is zaak je bewust te maken van datgene wat je als vanzelf vooronderstelt.

In de tweede plaats ben je, tegelijkertijd, hoe sterker je leeft vanuit deze eigen uitgangspunten, des te meer gesloten voor het vreemde, andere. Je benadert het andere dan bevooroordeeld. Ook van je vooroordelen is het zaak je bewust te maken.

‘Maar hoe kom ik tot besef van wat ik normaliter blijkbaar niet besef?’

In eerste instantie door geconfronteerd te worden met de ander, het andere, het nieuwe, het oude, het vreemde, het abnormale, absurde, illusoire. En je erdoor te laten aanspreken, persoonlijk. Een filosofische houding aannemen is de bereidheid je aldus open te stellen voor dit alles.


Lees onderstaande passage uit De reizen van Cadamosto uit 1463[n] over de eerste ontmoetingen tussen Portugese zeelieden en een West-Afrikaanse volksstam en beantwoord de vragen.

Men zegt dat zij [de West-Afrikaners], toen zij de eerste maal zeilen zagen, d.w.z. schepen op zee (wat noch hun, noch hun voorvaders ooit was overkomen), zij eerst dachten dat het grote zeevogels waren met witte vleugels, die langzaam kwamen aanvliegen en afkomstig waren van een ver land[t]: toen de zeilen bij de landing gestreken waren dachten velen die uit de verte toekeken, dat de schepen vissen waren. [...]

Die negers, mannen en vrouwen, verdrongen zich om mij te kunnen bekijken, alsof ik een wonder was. Het scheen voor hun een nieuwe ervaring te zijn om christenen te zien, die zij niet eerder hadden aanschouwd. Zij waren niet minder verbaasd over mijn kleren dan over mijn blanke huid. Ik was volgens de Spaanse mode gekleed en droeg een zwart laken wambuis met een korte mantel van grijze wol eroverheen. Verbaasd betastten ze de wollen stof die zij nooit eerder hadden gezien. Een paar raakten mijn handen en benen aan en probeerden met speeksel te ontdekken of mijn blanke kleur echt was of geverfd. Zij waren stomverbaasd dat hij echt was… 

De negers vielen van de ene verbazing in de andere bij het zien van onze uitrusting, vooral toen zij onze kruisbogen zagen en helemáál bij het geschut. Sommigen waagden zich aan boord en toen ik voordeed hoe met een kanon geschoten werd, joeg de knal hen de doodschrik op het lijf. Ik vertelde hen dat een granaat minstens honderd man kon doden, wat hun hogelijk verbaasde, en wat volgens hen een uitvinding van de duivel moest zijn. Ze waren ook heel verwonderd over het geluid van onze doedelzakken waarop ik een van mijn matrozen liet spelen. Toen zij het instrument zagen dachten zij dat het een levend dier was dat met verschillende stemmen kon zingen, wat zij erg grappig vonden. Ik legde hen uit dat het een muziekinstrument was en gaf het hun in handen. Toen zij bemerkten dat het met de hand vervaardigd was, zeiden zij dat het een goddelijk instrument was dat God eigenhandig had gemaakt, want het klonk zo mooi met zoveel stemmen… 

Wat hun ook erg verraste was een brandende kaars in een lantaarn, want zij hadden nooit enig ander licht gezien dan dat van een vuur. Zij vonden het prachtig en wonderbaarlijk… Ik kocht van hen een kleine honingraat en liet hun zien hoe zij de honing van de was moesten scheiden en dan van de was kaarsen konden maken. Zij bleken stomverbaasd en riepen uit dat die christenen ook werkelijk van alles verstand hadden.

Vragen bij de tekst

  1. Op welke wijzen speelt in dit fragment geslotenheid voor het andere, de ander? Besteed zowel aandacht aan de geslotenheid van de Afrikanen voor de Portugezen, alsook de geslotenheid van de Portugezen voor de Afrikanen. Bedenk tenslotte dat geslotenheid voor het andere tegelijk ook geslotenheid is ten aanzien van het eigene.
  2. Zijn er ook passages in het fragment aan te wijzen waar er open-mindedness is tussen de Portugezen en de Afrikanen?  
  3. Positioneer op basis van je bevindingen in vraag 1 en 2 de Portugezen en de Afrikanen in het schema[n].
  4. De passage uit Cadamosto’s reisverslag is opgenomen in een boek met de titel Het tijdperk der grote ontdekkingen. Wie doen hier volgens jou de grootste ontdekkingen en wat voor ontdekkingen zijn dit? 
  5. Leg tenslotte de bal bij jezelf: hoe speelt vreemd en vertrouwd bij jou tijdens het lezen van dit fragment? Noteer de passages die jou vreemd voorkomen, en de passages die jou vertrouwd zijn. Plaats op basis van je notities uiteindelijk ook jezelf in het schema.


Als filosoof probeer je aandacht te schenken aan datgene waaraan je doorgaans voorbijgaat. Om je aandachtigheid te testen ga je zometeen een afbeelding bekijken. 

De vraag bij de afbeelding luidt: Zijn er echt maar vijf rode ballen zichtbaar? 


5 red balls optical illusion

Vragen en bedenkingen

  1. Je hebt vast gemerkt: wanneer je je aandacht focust op het ene, dan zie je andere dingen niet. Waar was je aandacht in de eerste plaats op gericht? 
  2. Wanneer zag je de afwijkende handen? Meteen of pas na een tijdje? Of nu pas!
  3. En wat was je reactie toen je ze zag? Dacht je: Ha, dus dit is de grap! Of bleef je zoeken naar een zesde rode bal?[t]

Bedenk dat een filosofische blik zich richt op datgene waar je aandacht in de eerste plaats niet op gericht is. Dat bleek in deze oefening de vraag te zijn geweest, en de wijze waarop deze gesteld werd (retorisch, met cursivering). Je was in je aandacht niet gericht op de vraag, omdat de vraag je aandacht richtte! - en aldus bepalend was voor wat je al dan niet zag.[t]

Doorgaans denk je dat jij je kijkers richt op datgene wat zich voor je neus afspeelt, terwijl datgene wat je blik al richtte op de achtergrond blijft, omdat dat het Nächstliegende is – zo dichtbij dat je er al voorbij was.

Bedenk tenslotte hoe dit testje een aanwijzing geeft hoe je een besef kunt krijgen van deze verborgen achtergrond: dat gebeurt bij de doorbreking van de vanzelfsprekende wijze van kijken. Soms overkomt je zo’n doorbreking, maar je kunt ook zelf wat forceren. 



Die für uns wichtigsten Aspekte der Dinge sind durch ihre Einfachheit und Alltäglichkeit verborgen. (Man kann es nicht bemerken, – weil man es immer vor Augen hat.) Die eigentliche Grundlagen seiner Forschung fallen dem Menschen gar nicht auf. Es sei denn, daß ihm dies einmal aufgefallen ist. – Und das heißt: das, was, einmal gesehen, das Auffallendste und Stärkste ist, fällt uns nicht auf.[n]  

Het citaat van Wittgenstein werpt nogal wat vragen op:

  1. Waarom worden de voor ons belangrijkste aspecten van de dingen door hun eenvoud en alledaagsheid verborgen?
  2. Wat zouden voorbeelden zijn van deze belangrijkste aspecten van de dingen?
  3. Zijn die aspecten van de dingen nu wel of niet zichtbaar?
  4. Wat is het verschil tussen dingen en hun aspecten? Is er wel verschil?
  5. Wie vallen er onder die ‘uns’? Hoor ik daar ook bij?
  6. Waarom zijn de onopvallende grondslagen van onderzoek de eigenlijke grondslagen?
  7. De laatste twee zinnen van het citaat leiden tot een paradox: zelfs als we het opvallendste zien valt het ons niet op. Verzin dus een list Tom Poes! Want als we aldus gesloten blijven voor de belangrijkste aspecten van de dingen en de eigenlijke grondslagen van ons onderzoek, hoe moet het filosoferen dan van de grond komen?!