Exit through the Gift shop!

Wellicht kun je hier je heil vinden. Vaarwel!!

Wat zijn van oudsher de filosofische vragen?

Filosofen hebben altijd twee vragen gesteld:

  1. Wat is x?
  2. Vanwaar x? 

In de eerste vraag wordt gevraagd naar de identiteit van het bevraagde. 

In de tweede vraag wordt gevraagd naar de grond van het bevraagde. 


  1. (Wat) hebben beide filosofische vragen met elkaar te maken?
  2. Kun je nou maar zo van alles invullen voor de x en blijven het dan per definitie filosofische vragen? Nee… Geef van de volgende vraagzinnen aan wat volgens jou de filosofische zijn en waarom ze filosofisch zijn (en de overige niet). Noteer vervolgens een aantal kenmerkende onderscheidingen tussen filosofische en overige vragen. 
    1. Wat is dat daar in de verte? 
    2. Wat is de hoogste berg van Afrika? 
    3. Wat is rechtvaardigheid? 
    4. Vanwaar wordt deze vraag gesteld? 
    5. Waarom is er iets en niet niets?
  3. Je kunt in principe alles voor de variabele x invullen en je dan afvragen welke x filosofischer is dan de andere. Je kunt je ook afvragen: wat is die x zelf, (als) zodanig, dat je er alles voor in kunt vullen? 
  4. Herlees het tekstfragment uit Boek VI van de Politeia. Op welke wijze komen beide filosofische vragen terug in de idea tou agathou

Lees onderstaand fragment uit de Theaitetos en beantwoord de vragen.[n] Sokrates is weer in gesprek met Theaitetos, de talentvolle jongeling die we hier wel vaker tegenkomen.

Sokrates:Nou dan, Theaitetos, noblesse oblige! Spreek op en zeg eens: wat is, volgens jou, kennis? [ti soi dokei einai epistèmè;[t]] [...]
Theaitetos:Nou, volgens mij is kennis wat iemand bij Theodorus kan leren – meetkunde, rekenkunde enzovoort. En ook de schoenmakerskunst en de kunsten [technai] van andere vaklui zijn, naar het mij toeschijnt, niets anders dan kennis.
Sokrates:Je bent nobel en vrijgevig, vriend! Want, gevraagd om één ding, geef je me velerlei; een bonte verzameling in plaats van iets eenvoudigs.
Theaitetos:Wat bedoel je daarmee Sokrates?
Sokrates:[…] Nou, als je zegt ‘schoenmakerskunst’, dan bedoel je toch niets anders dan kennis betreffende het vervaardigen van schoeisel?
Theaitetos:Inderdaad, niets anders.
Sokrates:En als je zegt ‘timmermanskunst’, bedoel je dan iets anders dan kennis van het vervaardigen van houten voorwerpen?
Theaitetos:Ook dan bedoel ik niets anders.
Sokrates:In beide gevallen bepaal je [horidzeis] dan dus het voorwerp waarop elk van die soorten kennis betrekking heeft?
Theaitetos:Ja.
Sokrates:Welnu, Theaitetos, het gevraagde was niet: waarvan is er kennis? en evenmin: hoeveel soorten kennis zijn er? Het was niet de bedoeling van de vraag om alle soorten kennis op te tellen, maar om te weten te komen wat kennis zelf is [epistèmèn auto hoti pot’ estin]. Of zit er niets [ouden] in wat ik zeg?

Vragen bij de tekst

  1. Op zich zijn de antwoorden van Theaitetos niet perse onjuist. Toch is Sokrates niet tevreden met zijn beantwoording. Heeft dat vooral te maken met het Befragte, Gefragte of Erfragte van de vraag? Licht je overweging toe.
  2. Op welke manier zou je Sokrates’ wat is-vraag wel zinnig kunnen beantwoorden? Geef een aantal voorwaarden aan waaraan een zinnig antwoord moet voldoen.
  3. Wat heb je al nodig om de vraag Wat is kennis? te kunnen beantwoorden? Neem geen genoegen met het voor de hand liggende en op zich juiste antwoord, maar vraag door!
  4. ‘Of zit er niets in wat ik zeg?’ Bedenk dat deze laatste zin van het fragment dubbelzinnig kan worden opgevat.