Sokrates: | Nou dan, Theaitetos, noblesse oblige! Spreek op en zeg eens: wat is, volgens jou, kennis? [ti soi dokei einai epistèmè;[t]Vertaal deze zin eens woordelijk en bemerk het verschil met het hedendaags Nederlands.] [...] |
Theaitetos: | Nou, volgens mij is kennis wat iemand bij Theodorus kan leren – meetkunde, rekenkunde enzovoort. En ook de schoenmakerskunst en de kunsten [technai] van andere vaklui zijn, naar het mij toeschijnt, niets anders dan kennis. |
Sokrates: | Je bent nobel en vrijgevig, vriend! Want, gevraagd om één ding, geef je me velerlei; een bonte verzameling in plaats van iets eenvoudigs. |
Theaitetos: | Wat bedoel je daarmee Sokrates? |
Sokrates: | […] Nou, als je zegt ‘schoenmakerskunst’, dan bedoel je toch niets anders dan kennis betreffende het vervaardigen van schoeisel? |
Theaitetos: | Inderdaad, niets anders. |
Sokrates: | En als je zegt ‘timmermanskunst’, bedoel je dan iets anders dan kennis van het vervaardigen van houten voorwerpen? |
Theaitetos: | Ook dan bedoel ik niets anders. |
Sokrates: | In beide gevallen bepaal je [horidzeis] dan dus het voorwerp waarop elk van die soorten kennis betrekking heeft? |
Theaitetos: | Ja. |
Sokrates: | Welnu, Theaitetos, het gevraagde was niet: waarvan is er kennis? en evenmin: hoeveel soorten kennis zijn er? Het was niet de bedoeling van de vraag om alle soorten kennis op te tellen, maar om te weten te komen wat kennis zelf is [epistèmèn auto hoti pot’ estin]. Of zit er niets [ouden] in wat ik zeg? |