Bekijk en beluister onderstaand filmpje van de marshmallow-test aandachtig en beantwoord de vragen. Hoewel met moeite lukt het de meeste kinderen ervan af te zien de marshmallow direct op te eten.
- Hoe blijkt in hun gedrag dat de meeste kinderen niet samenvallen met…
- … hun directe drang?
- … het hier (van de directe omgeving)?
- … het nu (van het moment)?
- … de werkelijkheid?
- … met zichzelf?
- In hoeverre zouden (bepaalde) dieren dergelijk gedrag kunnen vertonen? Loop de verschillende aspecten van vraag 1 na en vergelijk mens en dier nauwkeurig.
- Er is één meisje (met het rode haar) dat de marshmallow direct opeet. Zij is duidelijk wat jonger dan de rest. Maar waarom lukt het haar daarom niet om uit te stellen?
- Als je niet direct samenvalt met je drang, dan verlang je, indirect.
- Naast het onderscheid direct-indirect, welke andere onderscheidingen spelen er nog in het experiment? De genoemde aspecten in vraag 1 kunnen hierbij behulpzaam zijn.
- Beseffen de kinderen deze onderscheidingen perse?
- In het boek wordt een hele opeenvolging van menselijke gedragingen genoemd waaruit blijkt dat de mens zich tot zichzelf-in-de-wereld verhoudt: doelen stellen, waarderen, beslissen, reflecteren, verwachten, hopen, blijdschap, trots zijn, gefrustreerd zijn etc.
- In hoeverre spelen deze gedragingen in het filmpje de marshmallow-test?
- Op een gegeven moment in het filmpje wordt een kind gevraagd: Did you do good? Wat vooronderstelt het vragen naar of het goed is gedaan?
- Lees het citaat van Nietzsche op blz. 27.
- Hoe leidt de afstandelijkheid van de mens ertoe dat hij zieker, onzekerder, veranderlijker en minder gefixeerd is [lees: niet-vastgesteld] dan welk ander dier dan ook? Vergelijk de mens in je uitwerking met een concreet dier.
- Bedenk hoe de mens dankzij zijn distantie enerzijds zelfstandiger wordt ten opzichte van zijn omgeving, maar tegelijkertijd des harder aan zijn omgeving gebonden wordt. Vergelijk de mens wederom met een concreet dier.
- Wat mensen op een gegeven moment soms ook kunnen: afstand nemen tot het geheel van de tijdruimtelijke omgeving waarin ze zich bevinden.
- Ga eens op zoek naar momenten in je leven waarop je een ervaring had ten aanzien van het geheel waarin je je bevindt.
- (Hoe) hangt afstand kunnen nemen tot het geheel samen met symbolisch tekengebruik?
- Ook kunnen mensen soms afstandelijk worden ten aanzien van hun eigen leven in het geheel. In welk concrete gedragingen blijkt deze afstandelijkheid?
- Hoe hangt de vraag naar het goede leven samen met deze afstandelijkheid ten aanzien van het geheel van het eigen leven?